Roerig
(of:
Hoever)
Zwart
penseelt het de bomen, schikt ze tot
hellende
rijen in een luidruchtig landschap,
tart
de takken. Grauwe wolken spiegelen
dreigend
in ramen, vervliegen het licht.
Hij
tuurt naar buiten, zoekt de vederlichte
vogels.
Zij buitelen en keren, wentelen zich
in
het onbereikbare vooruitzicht. Het gras
danst
hun gedwongen landing tegemoet.
Het
huilt de aftocht. Schudt en trekt nog
eenmaal
aan hekken en heggen. De luwte
schuwt
geen daglicht, laat vleugels weer
vieren.
De bezem veegt de flarden vaarwel
en
hij haalt gelaten zijn schouders op.
Conny
Lahnstein
5
januari 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten