Het gaapt de morgen  ver
voorbij de nacht, rekt zich, maar
slaat geen acht op ochtendkrieken,
geeft zich over aan dromerige 
nevels, het weelderige matras.
De benen willen niet staan, noch
gaan, oogluikend op kier, maar
gelaten willen de uren je niet
vatten.
De zachte dekens en het kussen,
verleiders, tot luie overgave.
Ik wek je telkens tot goede 
morgen, kus je zachte haar en 
huid.  Maar jij kiest voor het
ginder, het onbestemde, kruipt 
terug tot in je huid.
Ik laat je soezen, maar kan niet
laten te strelen, kus je lieve
voeten. Het is goed zo, voor even
dan, totdat de merel je herroept
tot zin te leven. 
Conny Lahnstein
Egmond aan den Hoef
9 april 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten